‘Een keukenstoel voor het verleden’ en ‘Het feest der mooie getallen’
Zondag 15 december start om 16.15 uur de presentatie van de nieuwe dichtbundel van Maarten van den Elzen in De Pul, aan de Kapelstraat 13 in Uden. De entree is gratis en iedereen is van harte welkom. De middag valt uiteen in twee delen, te beginnen met de presentatie van de nieuwe bundel. Het feest der mooie getallen betreft zowel het 25-jarige jubileum van de uitgeverij Hoenderbossche Verzen als de 65-e verjaardag van de dichter.
Mij – Rob Vrolijk – is gevraagd om ‘op te treden’ als Meester van de ceremonie én als opperstalspreekmeester. Niet precies een idee wat met name dat eerste inhoud, maar als het betekent dat ik die middag de zaken in goede banen moet gaan leiden dan gaan we 15 december iets beleven.
Enfin, om mijzelf toch voor te bereiden ben ik gaan lezen over uitgenodigde gasten, te weten VPRO-Hoofdredacteur/journalist Willem van Zeeland – geen onbekende in deze contreien – en de filosoof/publicist Charles Vergeer. Tevens heb ik nagedacht over Maarten als vriend, als dichter en als cultureel fenomeen in een a-culturele gemeente als Uden.
Vorm-of-vent-discussie
Van mijn middelbare schooltijd herinner ik mij de ‘vorm-of-vent-discussie’. Die ging over de vraag of je een literair werk als losstaand gegeven moest beschouwen of dat je de persoonlijkheid van de schepper erbij moest betrekken. En dan doel ik met de schepper uiteraard niet op de ultieme bedenker en uitvoerder van het heelal en ons bestaan, maar op de maker van een kunstzinnig werk zoals een roman of een dichtbundel. Maar wellicht doet dat verschil er in het geval van Maarten niet zo toe of bestaat het wel niet. Wie zal het zeggen
Einde discussie
Met de opkomst van de de dichter Maarten van den Elzen in het literaire landschap werd die discussie – in ieder geval in het Udense – definitief gesmoord. Vorm en vent vallen gewoon samen. Punt uit. Niet voor niets wordt hij door zijn broers en zuster aangeduid met ‘De Dichter’. Ongetwijfeld deels ironisch bedoeld, maar voor een veel groter en belangrijker deel uit liefde en respect. Het is immers Maarten ten voeten uit en verwoordt zijn diepste wens. Niet zomaar een dichter te zijn, maar dé dichter. In Maarten is het gedicht vlees geworden.
De Grote Vriendelijke Reus
Oppervlakkig gezien zou ik Maarten typeren als een gemoedelijk dichter. Want daar waar veel van onze generatiegenoten – Maarten is vijf jaar ouder dan ik – zichzelf met name in de jaren ’80 afficheerden als angry young men, stelde Maarten zich altijd enthousiast, positief en sympathiek op. Voeg daarbij nog wat termen als landelijk, romantisch, licht melancholisch en fraai bij, en je hebt een redelijke omschrijving van zijn poëzie. De gedichten van Maarten lijken mij in ieder geval niet geboren uit woede, weltschmerz, een ongelukkige jeugd of een algehele dissonantie met het bestaan. In tegendeel Maarten dicht mild beschouwend en op licht bezwerende toon van jonge en oude mensen en de dingen die voorbijgaan. Zeker in het verleden waaide er nog wel eens een populier voorbij en ook de plaatselijke lindeboom bleef en blijft bij hem niet opgemerkt. Hij presenteert zich als de Grote Vriendelijke Reus.
Achter het gezicht van wellevendheid?
Ja, op het eerste gezicht komt het werk van Maarten misschien wat lieflijk en gemakzuchtig over. Te vergelijken met het werk van Anton Pieck, maar met een ondertoon van Karel Willink. Al weet ik dat dat door sommigen als laatdunkend en beledigend kan worden opgevat, maar zo bedoel ik het zeker niet. Nee, het gaat me er juist om dat er achter het gezicht van vriendelijke wellevendheid (Pieck) een duistere wereld verborgen gaat (Willink).
Het honderdjarige rijk
Ik vraag u: welk normaal denkend mens hangt zijn hele professionele leven op aan het dichterschap? Niet als interessante hobby of als geinige bijbaan, maar als full time passie! Maarten is volledig toegewijd en 100% loyaal aan het dichterschap. Maarten dicht niet, hij gaat niet te werk als een dichter, hij ís een dichter. Dé dichter zelfs. En juist dát maakt hem zo fascinerend. Waar haalt hij de overtuiging, de energie en de kracht vandaan om iets te zijn, waar tegenwoordig niemand meer om vraagt. Het dichterschap zoals Maarten het vormgeeft lijkt me een echo van de manier waarop het werd ingezet aan het einde van de negentiende eeuw door de Tachtigers. Een onderwerp waar zijn vriend en gast van vanmiddag Charles Vergeer veel meer over kan vertellen. En op die manier werd het zeker nog beleefd tot aan de jaren ’80 van de vorige eeuw. Het honderdjarige rijk dus. Maar het dichterlijke woord – met uitzondering van een select groepje hoogbegaafde, vooral blanke jongemannen en -dames – is tegenwoordig toch aan de rappers?
Een negentiende-eeuwse opvatting
Creatieve jonge mensen van nu dromen ervan om rapper, blogger, vlogger of DJ te worden. Creatieve beroepen die natuurlijk nog niet bestonden toen Maarten startte. Maar ook zijn generatie – mijn generatie – droomde destijds niet al te furieus van het dichterschap. Wij werden punk-, rock- of popmuzikant. Filmmaker, acteur, beeldend kunstenaar, roman- of toneelschrijver. Beroepen waarmee potentieel een groot publiek bereikt kon worden. Want als dichter was je al een ‘succes’ als je driehonderd bundels verkocht. Dat was het hoogst haalbare. Samen met een positieve recensie in een literair blad dat niemand las of misschien zelfs een kwaliteitskrant. Gevolgd door een tournee langs bibliotheken, jongerencentra, bejaardentehuizen en andere verzamelcentra van ‘buitenmaatschappelijke waarneming’. Daar bedankten de meesten van ons voor. We gunden het zelfs onze ergste vijanden niet. Maar Maarten koos er zelf voor en schijnt het nog steeds leuk te vinden ook.
Het groeien van de D’s
Daar waar Slauerhoff enkel in zijn gedichten kon wonen, is Van den Elzen zijn gedichten geworden. Je kunt zijn gedichten mooi vinden of niet, goed of slecht; het doet er allemaal niet toe. Het is wat het is en als het dat niet was geweest, was het wel anders geweest. En daar waar bij Achterberg met ieder nieuw gedicht het vorige verviel, voegt ieder nieuw gedicht van Maarten juist iets toe. Niet aan zoiets banaals als zijn oeuvre, maar aan hemzelf. Met ieder gedicht wordt hij meer dichter en worden de D’s van Dé Dichter groter en groter.
De komst van de madrigalen
Dé Dichter is dus geen Grote Vriendelijke Reus, maar een maniak! Dat zal eenieder die hem kent en op straat tegenkomt ongetwijfeld beamen. Want voordat je ‘pepernoot’ of ‘lekke fietsband’ hebt kunnen zeggen, word je bedolven onder een lawine van kunst & cultuur en dan met name zijn eigen rol daarin. Tijdens die gesprekken valt met grote regelmaat het woord ‘madrigaal’ of ‘madrigalen’. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik nooit geweten heb wat dat woord betekent. Ik heb heel lang gedacht dat het zoiets als een zangvogel was of een onderdeel van de katholieke geloofsbeleving. Ik heb zelfs even gedacht dat hij een samenwerking was aangegaan met Louis van Gaal. Dat hij het had over een ‘Maartengaal’ of zoiets. Maar dat was dus niet het geval. En in de wetenschap dat ik zondag 15 december moet optreden als ‘Meester van de ceremonie’ en ‘Opperspreekstalmeester’, heb ik het toch maar even opgezocht…
In goed gezelschap
‘Een madrigaal is een seculiere, overwegend vocale muziekvorm die in de 14-e eeuw is ontstaan in Noord-Italië.’ Toch iets anders dan een soundtrack bij de nieuwste Disney-film. Maar wanneer Maarten het over madrigalen heeft, heeft hij het natuurlijk over zijn eigen madrigalen. En in dat verband is het wel relevant om erbij te vertellen dat de muziek van die madrigalen werd gecomponeerd door de in 2015 overleden componist Andries Clement. Clement componeerde meerdere madrigalen op teksten van onder andere Judith Herzberg, Anna Enquist, Ida Gerhardt, Ischa Meijer en Kees van Kooten. Maarten is dus in bijzonder goed gezelschap.
Grote liefde voor beeldende kunst
Een andere, nog niet belichte kant van Maarten is zijn grote liefde voor de beeldende kunst. Naast dichter is Maarten ook een – voor zover ik dat kan bepalen – verdienstelijke fotograaf die in het verleden ook wel exposities heeft gehouden. In ieder geval is hij voor de meeste – zo niet alle uitgaven – van zijn dichtbundels samenwerkingsverbanden aangegaan met beeldend kunstenaars. Ik noem in dat verband even Hans van den Krommenacker en Victor Notermans. De laatste 25 jaar werkt hij standaard samen met zijn steun en toeverlaat, de beeldend kunstenares Genoveef Lukassen. Met die samenwerkingsverbanden zijn Maartens dichtbundels niet alleen een nauwgezet verslag van zijn transformatie tot Dé Dichter, maar ook altijd een feest voor het oog!
Zondag 15 december
Veertig jaar onvoorwaardelijk gedreven dichterschap komt zondag 15 december tezamen tijdens de presentatie van de nieuwe dichtbundel van Maarten ‘Een keukenstoel voor het verleden’ en ‘Het feest der mooie getallen’. Na afloop van de presentatie zal er getoost worden en geproost, gevierd en gepraat, met Maarten als onoverkomelijk middelpunt. En uiteraard zal Maarten gebruik maken van de gelegenheid om uitbundig te oreren over kunst en cultuur en dan vooral over zijn eigen kunst en cultuur. Het zij hem van harte gegund. Maar één waarschuwing. Bent u daarbij aanwezig en onderhoudt u zich met Maarten? Onthoud dan goed dat u niet oog in oog staat met De Grote Vriendelijke Reus, maar met De Maniakale Dichter. Doet u dat, dan komt alles goed.
De presentatie van ‘Een keukenstoel voor het verleden” en de viering van ‘Het feest der mooie getallen’ op zondag 15 december vinden plaats in De Pul. Kapelstraat 13 in Uden. Het begint om 16.00 uur, de entree is gratis en iedereen is welkom.
Dag Rob, fijn om bovenstaande tekst van jou nog eens goed door te nemen. Samen met de presentatie van mijn bundel ‘Een Keukenstoel voor het Verleden’ en alle belangstelling hier voor en alle reactie hierop vormt deze tekst een dierbare herinnering en een vliegende start van mijn nieuwste bundel. Hartelijk Dank !
Alle goeds, ook voor/in 2020 !